Ze is
gestopt met kloppen, met bonken en met roepen. Er is niemand die haar hoort. De
deur is oud, ze rammelt in het slot. Marguerite zou ze kunnen openrammen als ze
dat echt wou. Maar dan zou ze die ook moeten betalen, en dat soort kosten heeft
ze niet van doen. En dan nog, als ze uit deze keuken was, dan kon ze nog niet
uit het cabaret. Vast is vast.
Ik moet een bed maken, denkt ze, slapen versnelt de tijd. Het is een kleine keuken, veel staat er niet in. Oude handdoeken, een tafel en twee stoelen. Ze zet de stoelen naast elkaar en maakt een kussen met de handdoeken. Misschien kan ze haar hoofd en romp al laten slapen. Alleen dat zou al goed zijn.
De handdoeken stinken, naar ajuinen en naar schimmel. Maar het is niet daarom dat haar ogen tranen. Wat ben ik toch voor een trut... Ze heeft zich zomaar laten opsluiten. Wie verschuilt zich nu uit lafheid? Uit angst voor twee mannen waarmee ze, eerder die week, het bed nog deelde.
Dit is geen keuken waarin gekookt wordt. Er hangen worsten aan de muur te drogen. Er hangen spinnenwebben aan.
Zo lang zal ik hier gelukkig niet moeten blijven, denkt Marguerite. Nog tot 's middags waarschijnlijk, tot monsieur Marin de bar komt openen. Wat zal hij van me denken? Ik zal het hem uitleggen. Dat ik geen keuze kon maken tussen Albert en Nestor, dat ik ze het liefst van alles allebei had meegenomen, zoals je het doet met twee babypoesjes die je verlaten in een dakgoot vindt. Maar dat ik alleen in vluchten mijn heil vond.
Door het kleine raam druppelt wat decemberlicht naar binnen. Dat een mens kan slapen op twee harde stoelen had Marguerite niet verwacht. Toch sliep ze, misschien maar even. Ze droomde over twee muizen die ze in de keuken had zien lopen. Witte, ze waren tam.
Marguerite hoort gerammel aan de deur. Ze denkt aan de witte muizen, zo zal ze het vertellen.
Ik moet een bed maken, denkt ze, slapen versnelt de tijd. Het is een kleine keuken, veel staat er niet in. Oude handdoeken, een tafel en twee stoelen. Ze zet de stoelen naast elkaar en maakt een kussen met de handdoeken. Misschien kan ze haar hoofd en romp al laten slapen. Alleen dat zou al goed zijn.
De handdoeken stinken, naar ajuinen en naar schimmel. Maar het is niet daarom dat haar ogen tranen. Wat ben ik toch voor een trut... Ze heeft zich zomaar laten opsluiten. Wie verschuilt zich nu uit lafheid? Uit angst voor twee mannen waarmee ze, eerder die week, het bed nog deelde.
Dit is geen keuken waarin gekookt wordt. Er hangen worsten aan de muur te drogen. Er hangen spinnenwebben aan.
Zo lang zal ik hier gelukkig niet moeten blijven, denkt Marguerite. Nog tot 's middags waarschijnlijk, tot monsieur Marin de bar komt openen. Wat zal hij van me denken? Ik zal het hem uitleggen. Dat ik geen keuze kon maken tussen Albert en Nestor, dat ik ze het liefst van alles allebei had meegenomen, zoals je het doet met twee babypoesjes die je verlaten in een dakgoot vindt. Maar dat ik alleen in vluchten mijn heil vond.
Door het kleine raam druppelt wat decemberlicht naar binnen. Dat een mens kan slapen op twee harde stoelen had Marguerite niet verwacht. Toch sliep ze, misschien maar even. Ze droomde over twee muizen die ze in de keuken had zien lopen. Witte, ze waren tam.
Marguerite hoort gerammel aan de deur. Ze denkt aan de witte muizen, zo zal ze het vertellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten